Photos:
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4165.jpg, [b]Le regardeur[/b],Collection Neuflize Vie, Xavier Barral éditions,2014
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4160.jpg, [b]Le regardeur[/b],Collection Neuflize Vie, Xavier Barral éditions,2014
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4153.jpg, [b]MAL Collection[/b],2021
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4156.jpg, [b]MAL Collection[/b],2021
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4181.jpg, [b]Sotheby's[/b],2006
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4161.jpg, [b]Fotografen in Nederland[/b],Anthology 1852-2002, GEM The Hague
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4164.jpg, [b]Fotografen in Nederland[/b],Anthology 1852-2002, GEM The Hague
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4166.jpg, [b]Peiling 4[/b],Groninger Museum, 1995
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4168.jpg, [b]Peiling 4[/b],Groninger Museum, 1995
  • images/Slideshow/Catalog/IMG_4174.jpg, [b]Peiling 4[/b],Groninger Museum, 1995

Interview Radio AmsterdamFMAtelier Amsterdam

Interview en néerlandais sur les deux photos de la série La Lumière parle qui sont exposé à l'Atelier Néerlandais 121 rue de Lille 75007 Paris.
Journaliste Emma Louise Diest.
AmsterdamFM

Artcile sur l'exposition Nus...à Paris, un dialogue entre la peintre Joëlle Kem Lika et le photographe Philip Provily.

Il est photographe, elle est peintre. Un homme et une femme dialoguent autour du nu féminin, de sa perception en tant que source d'inspiration comme de sa remise en cause en tant qu'objet de création.

Muse, madone, amante, tributaire de son rôle maternel ou encore symbole de liberté et de beauté, la figure de la femme est volontiers représentée dévoilée depuis l’antiquité. Inlassablement cantonné à l'objet de désir, son corps reflète une vision exclusivement masculine jusqu'au XXème siècle. Une image stéréotypée qui peine encore aujourd'hui à se défaire, amplement relayée et ancrée dans nos esprits.

Sous les coups de pinceaux de Joëlle Kem Lika et l’œil de Philip Provily, le nu féminin révèle sa nature vivante, loin de l’objet-sculpture inanimé.

Chez Philip Provily, le corps de la femme ne s’exhibe pas, il se découvre le long d’une courbe ou au détour d’une ombre. Simple beauté qui n’a besoin d’être enjolivé, le nu ne révèle pas son identité. L’absence de visage met l’accent sur le seul langage universel du corps participant à une vision non conformiste de la femme, libérée de tout assujettissement. La lumière naturelle est le seul habit de ces silhouettes, évoquant incontestablement le travail poétique de Lucien Clergue, photographe américain célèbre pour avoir immortalisé en noir et blanc le corps des femmes.

En parallèle, Joëlle Kem Lika peint une femme à son image. Dynamique, pétillante, haut en couleur, elle affronte les éléments avec bravoure et assurance. Sujet de prédilection de l’artiste, les surfeuses incarnent une énergie féminine communicative. Le corps nu en action défie les houles et ne semble pas même avoir besoin d’une planche pour glisser. Cette vitalité se ressent aussi bien dans la représentation de la nudité que dans la façon dont  Joëlle Kem Lika appose sa touche. Colorée et puissante, la matière picturale est appliquée au pinceau fin ou épais, parfois tamponnée pour l’écume, jouant ainsi avec les textures et les rendus. Les camaïeux de bleus s’opposent aux tonalités beiges et dorées de la peau bronzée. L’ensemble s’harmonise avec une pointe de psychédélisme émergeant des mouvements de l’eau comme des gestes du corps.

Deux visions du nu féminin entre douceur et dynamisme s’accordent sous le prisme de la vitalité. L’exposition pousse à la réflexion quant au regard que l’on porte sur la nudité féminine et procure une dose vivifiante ! A découvrir à la galerie Kem Lika jusqu’au 31 juillet.   

Vernissage 21 mai de 18h à 21h.

Texte : Anne-Laure Peressin

"Photographes aux Pays-Bas 1852-2002", de Wim van Sinderen GEM De la Haye. Article ,en néerlandais, de Flos Wildschut.

Philip Provily richt zich na zijn afstuderen in 1994 aan de Rietveld Akademie in Amsterdam op het maken van autonoom werk en fotografeert daarnaast regelmatig in opdracht. Maar of hij nu illustraties maakt voor NRC Handelsblad of een jaarverslag van het Prins Bernhard Cultuurfonds of werkt aan een serie autonome foto’s, Provily hanteert telkens een eigen en vooral eigenzinnige stijl die verwantschap vertoont met het werk van de Belgische surrealist Renée Magritte. Net als hij, trekt ook Provily de werkelijkheid voortdurend in twijfel.
Centraal in het werk van Provily staan de begrippen ‘kijken en ‘vervreemding’. Zijn beelden zijn moeilijk te duiden en zijn niet wat ze in eerste instantie lijken te zijn. Zorgvuldig regisseert hij de blik door in zijn strenge composities af te leiden van de kern en de nadruk te verleggen van een gezicht naar een detail, zoals een hand; een hand die een bekertje vasthoudt, een hand waarop mysterieus licht valt, een hand die wijst naar iets dat zich buiten het beeld afspeelt. Soms worden die handen zelfstandige objecten die zich, los van het lichaam, in het middelpunt van de compositie bevinden. Hoewel hij in eerst instantie anders suggereert, maakt Provily op deze wijze de kijker allesbehalve deelgenoot van de situatie.
De vrouw die in de spiegel kijkt, blijkt bij nadere beschouwing haar mond niet te vleien tegen haar evenbeeld, maar tegen de wang van haar tweelingzus. Eén oog kijkt ons spiedend aan, terwijl we over het gelaat van beide vrouwen in het ongewisse blijven. Maar zelfs als ze zichtbaar en zelfverzekerd in de camera kijken, lopen pogingen om de door Provily geportretteerde mensen te doorgronden, onherroepelijk spaak. 
De achtergrond waartegen hij hen fotografeert is steevast neutraal; een witte achterwand, een sober houten tafelblad, een raam met daarin de vage contouren van een boom - veel meer aanknopingspunten biedt hij niet. Met hun priemende blikken houden Provily’s zitters de kijker op afstand. Soms lijkt het alsof er een spel gespeeld wordt: wie kan de ander het langst in de ogen kijken? 

De zon is een rechthoek, door Rob Schoonen in het Eindhovens Dagblad 20 november 2008. Texte en néerlandais.

De aftrap is indrukwekkend: de kersverse stichting Fotosz.nl pakt met ‘Glow in photography’ flink uit. Fotosz.nl wil de autonome fotografie in Zuid-Nederland stimuleren en dat doet ze met exposities en andere activiteiten zoals lezingen en voordrachten. 
Vanzelfsprekend is de in Eindhoven gevestigde organisatie nauw verbonden aan Galerie Pennings, de oudste fotogalerie van Nederland. Daar is de huidige presentatie dan ook te zien. Eerder was – tijdens het Glowfestival – al werk van dezelfde zeven kunstenaars te zien op Strijp S. Groter werk was dat; de galerie leent zich beter voor wat kleinere, subtielere fotografie.
Zoals de drie drukken van Philip Provily, misschien wel de meest dichterlijke deelnemer van de tentoonstelling. Zijn kijk op de wereld is een tikje surrealistisch. Want wat je ziet is niet helemaal wat je waarneemt. ‘Zon’ is dan ook niet een keurige gele cirkel maar een rechthoek. Ook gelig weliswaar, maar vooral een ietwat strenge rechthoek die het hele beeld van de foto bepaalt. Provily zet in ‘Eén plus Eén’ de kijker weer op het verkeerde been want daarin zie je twee cirkelvormige lichtbundels op een buitenmuur. Zit je net met die rechthoekige zon in je hoofd, word je geconfronteerd met de neerslag van de ‘echte’ zon… Maar dan wel weer dubbel. Fijne jongen die Provily! Maar juist die reactie geeft aan dat de fotograaf er prima in slaagt de waarneming een tik om de oren te geven: heerlijk.
Jean-Marc Spaans doet dat ook, maar op een heel andere manier. Hij maakt beelden met licht (tl-buizen of andere lichtbronnen) en maakt daar vervolgens foto’s van. In eerste instantie deed hij dat binnen, dikwijls in lege ruimtes zoals musea of fabriekshallen. Sinds enige jaren maakt Spaans ook beelden in de openbare ruimte, in parken of tuinen. Door de lichtbronnen te bewegen en de sluitertijd van zijn camera flink op te rekken, ontstaan er lichtmassa’s. Een rivier wordt zo een kabbelende lichtbaan in het landschap. Of een bewegende tl-tube wordt een iglo in een park: Merz kan niet anders dan heel jaloers worden op dat beeld.
Hans Wilschut maakt juist weer gebruik van bestaand licht. Hij laat bij Pennings werken zien die hij maakte in onder meer Dubai. Wilschut toont bijvoorbeeld Palm Jumeira; een van de vele steden in aanbouw. De fotograaf heeft zichzelf op een brug geposteerd en met zijn technische camera ‘s avonds (dat doet hij vrijwel altijd) een trits flats vastgelegd. Dat levert een wonderlijke, bijna kunstmatige foto op met bewegende kranen en verschuivende lampen. Je voelt onmiddellijk: hier gebeurt iets bijzonders. Maar je voelt ook op je klompen aan dat wat je ziet niet het echte beeld is. Door de bijzondere belichting krijgt je een soort toverbeeld voorgeschoteld. De gebouwde omgeving bestaat bij Wilschut uit kleur, ritme, tinten en bovenal licht.
Dat spelen met licht doen ook de andere vier exposanten: Maike Amman, Eveline van Duyl, Klaartje Esche en Wiesje Peels. Ook die geven een zwiep aan de werkelijkheid, of dat nu een wegwijzerbord is of een smidse: dankzij het licht wordt er steevast een andere realiteit geserveerd.

Catalogue Fondation Neuflize Vie, Paris, “Photographies modernes et contemporaines ” texte de Larisa Dryansky (historienne de la photographie).

Philip Provily s’intéresse à ce qui est caché. Sa photographie est bâtie sur des ambiguïtés : faux reflet du double miroir qui coupe la tête du modèle; chiasme d’un couple assis à une table de restaurant, elle, brune, tout de blanc vêtue, lui, chauve, habillé de noir, leur visage à tous deux estompé. L’incongruïté règne dans ces compositions alliant mise en scène et capture d’un instant fugace. L’esprit de Magritte est passé par là, qui nous dit de ne pas nous fier aux apparences. Et avec lui un « humour mélancolique », selon le mot du photographe, qui souligne la fragilité des êtres et des relations humaines. 
Posant la question de l’identité et de l’altérité, du même et de l’autre, ces images montrent tout ce que la proximité peut contenir d’éloignement et, a contrario, tout ce que par quoi la séparation peut unir. Écrasant la perspective, la focale de l’objectif photographique abolit dans un cas la distance entre l’homme et la femme, superposant en partie leurs silhouettes qui semblent comme dédoublées l’une par l’autre. Le contact entre ces deux corps reste cependant imaginaire, leur écart fortement désigné par le geste de l’homme qui enlace son torse : parabole de l’incommunicabilité, ou plutôt du désir empêché ? Un autre moment présente le couple de part et d’autre de la table. Tout les sépare. La jeune femme s’est dissimulée derrière un pilier. Pourtant, l’on devine son sourire. Le triangle insolite d’une serviette dressée se répercute dans les attitudes des corps (coude plié, ligne des épaules), les reliant l’un à l’autre. Étranges, proches mêmes de la schizophrénie comme dans la photographie kafkaïenne du miroir, les compositions de Provily irradient cependant une grande quiétude. Éclairées de la lumière tranquille des grands maîtres de la peinture du Nord, elles sont pleines d’un silence habité.